Nederland is in de ban van de reanimatie.
Op sportparken, bij tankstations, in supermarkten en zelfs op huisartsenpraktijken hangen, al dan niet achter slot en grendel, gele apparaten vol hoogspanning die gegarandeerd het leven terugblazen in ieder potentieel lijk.
Het slagingspercentage van “out of hospital resuscitations” is bedroevend laag. Eén op de tien slachtoffers komt er zonder kleerscheuren van af. De rest blijft dood of wordt nog even opgewaardeerd tot kasplant in een verpleeghuis.
Een aantal reanimeerjongens en –meisjes van de ambulancedienst heeft hier terecht aandacht voor gevraagd. Moet je altijd alles uit de kast halen of is het in bepaalde gevallen misschien beter om de maximale aanrijtijd bewust te overschrijden?
Als uitvloeisel hiervan is er een brede maatschappelijke discussie ontstaan waarbij voor- en tegenstanders van reanimeren elkaar op leven en dood bevechten.
Veel ziekenhuismanagers zagen hun kans schoon op meer papier en stelden een nieuwe bindende richtlijn op.
Van iedereen die zich bij een ziekenhuis meldt voor een ingreep of na een ongeval dient protocollair vastgelegd te worden of hij prijs stelt op levensreddende heroïek.
Op het eerste gezicht is hier niet zoveel mis mee. Maar de ervaring van een van mijn patiënten stemt tot nadenken.
Het betreft een vitale pensionado die het ziekenhuis bezocht om een goedaardige colonpoliep endoscopisch te laten verwijderen.
De intakeverpleegster van dienst stelde hem de protocollaire reanimatievraag.
Mijn patiënt, een intelligente man met een uitgesproken mening over het kasplantschap, gaf aan in voorkomende gevallen geen prijs te stellen op reanimatie.
De ingreep verliep wat moeizaam, maar hij kon wel naar huis. ’s Avonds kreeg hij buikkramp, moest naar het toilet en verloor een forse hoeveelheid bloed. Geschrokken meldde hij zich op de Spoedeisende Hulp waar hij ongeveer bij binnenkomst collabeerde.
Gelukkig liep het verhaal goed af. Hij kreeg een infuus, bleek net geen bloedtransfusie nodig te hebben en is inmiddels weer geheel de oude.
De clou vertelde hij mij later: Hij raakte in blinde paniek toen hij zichzelf weg voelde glijden. Hij herinnerde zich glashelder dat hij een niet-reanimeren verklaring had afgegeven en was er van overtuigd dat hij nu niet optimaal geholpen zou worden. En hij wilde helemaal niet dood!
De boodschap:
Er zijn mensen die klaar zijn met leven. Als het niet verboden was, zouden zij graag een spuitje krijgen.
Als Onze Lieve Heer hen komt halen, willen zij niet dat stervelingen Hem met zwaailicht en sirene verjagen.
Die keus kunnen zij het best op hun voorhoofd laten tatoeëren. Het is in ieder geval zinvol dat hun besluit op zoveel mogelijk relevante plaatsen bekend is.
Voor wie niet levensmoe is ligt de zaak gecompliceerder.
Weinigen kiezen voor het kasplantschap. Maar als een vitale zestiger met pijn op de borst ventrikelfibrilleren krijgt waar ik met mijn Spoedkoffer bij sta, dan is het niet inzetten van mijn AED een ernstige kunstfout.
Als een veertigjarige drie kwartier onder de sneeuw heeft gelegen is de verstandigste beslissing waarschijnlijk om niet met reanimeren te beginnen, ook als de druk van buiten om dat wél te doen Koninklijke vormen aanneemt.
Deze afwegingen maken en de juiste beslissing nemen onder hoogspanning is een Kunst. Geneeskunst.
Geen zorgregisseur zal hier ooit een zinvolle richtlijn voor kunnen maken.
Dat is een onzeker makende gedachte voor de protocoladepten.
Maar een goede arts hoort de bereidheid te hebben heel af en toe de taak van God over te nemen als die toevallig even elders bezig is.